De Stad, de Zee en de Toren |
![]() |
![]() |
Geschreven door Fengo | |||
woensdag, 17 oktober 2018 20:19 | |||
Ik liep samen met Maantje (een Duitse herder) door de stad waar ik weleer gefeest had. Nu was alles overspoeld door water dat hevig over de wegen spoelde. We hadden het soms moeilijk om vooruit te komen met al dat water maar het lukte ons wel. We liepen over het bruisende water en zagen in de verte de zee die naast de stad lag, waar eerst velden en bossen waren geweest, of misschien een dorp of een industrie terrein. Wie zou het weten, ik wist het niet. Ik zag alleen maar mezelf en Maantje die opgewonden in het schuimende water speelde. Toen begon het te regenen en de maan kwam op. Ik was verbaasd want ik had de maan nog nooit zo snel zien opkomen. Ik keek naar de andere kant en zag dat daar de zon uit de zee kwam. Het was een prachtige zon, zijn stralen waren als een kroon en het leek wel of hij mij aankeek. Het was de eerste keer dat ik recht in de zon kon kijken. De zon glimlachte naar mij en wees met één van zijn stralen naar beneden. Ik keek naar beneden en zag tot mijn verbazing duizenden prachtige naakte vrouwen die uit de zee kwamen waarna ze verder zwommen in de lucht. Ze zwommen in een zee van lucht die gevuld was met licht en kleuren. Naakte lichamen omringden mij, honderden monden kusten mij, alles was nat en warm. Ik gleed naar het licht (een bol van licht die in het duister scheen), zij waren de weg, zij was mijn geliefde, haar duizenden ogen keken overal en haar zijn draaide als wielen in een eeuwige vreugde. Ik vloog vooruit, ik gleed vooruit, ik werd ontvangen door deze duizenden, miljarden vrouwen. Nu, nu, nu, nu en nog eens nu. Geen tijd om te ademen altijd nu en naakt, de kus, de roos, de klank, alles werd één, ik was één. Ik ontplofte en ik werd haar en zij werd mij en samen zongen wij een heel mooi lied over de oerknal en het ontstaan van het universum. (Ik zing voor haar en dit verhaal is een verhaal van mij voor haar en van haar voor mij, een verhaal van een eeuwigdurende liefde). Het oogDe dagen vlogen voorbij. Ik was nu veel dichter bij mijn geliefde dan ooit te voren. Elke dag ging ik een paar keer wandelen en genoot van haar, van de bomen en de bloemen, van de zon die opkwam en weer onder ging. 'S nachts dan daalde ik diep in mijn onderbewuste en hield daar van haar in al haar vormen. Ook deze nacht was ik bij haar. ik kon haar geen naam geven, ze had geen gezicht en geen verleden enkel een toekomst die was in stilte. Zij was als een zee en ik kwam tot rust in haar. Ik vulde haar meer met de goddelijke energie die ik zo langzamerhand begon te kennen. Ik was nog steeds verslaaft aan deze energie en herinner me dat ik zelf in mijn droom niet had willen stoppen en haar steeds weer opnieuw wou beminnen. Ik wist nu dat deze energie goed was, dat deze energie mij geleid had tot waar ik nu was. Ik was niet meer boos op mijn geliefde en alle andere vrouwen die mij ooit pijn hadden gedaan want ik wist dat als zij mij alles gegeven hadden wat ik wou en dat ik nooit vooruit zou zijn gegaan en nooit ontdekt zou hebben dat deze energie, deze slang die wel de Kundalini genoemd word ook andere richtingen op kon gaan. Deze slang, deze drang die uit mijn diepste innerlijk naar boven was gekomen op zoek naar de ster, opzoek naar het licht der waarheid was nu mijn beste vriendin geworden. Ik had geen bang meer van haar. Ik had mijn eigen slang omarmd. Ik was met haar afgedaald in de donkerste afgrond van mijn zijn waar een schat van een engel me op wachtte. Ik heb de engel vrij gelaten en ik wist dat zij mij volgde naar boven. Al zag ik haar niet meer, ik voelde haar achter mij, ik voelde haar onder mij. Ze was al één geworden met de hogepriesteres, de koningin van de nacht die ze eigenlijk was. De ster scheen voor mij en leidde mij. Ik hoorde haar zingen in mijn innerlijk en zag haar schijnen hoog in de hemel. Ik wist dat ik naar boven moest en liep door zonder te stoppen of om te kijken naar de duizenden heerlijke wezens die mij wenkten om terug af te dalen in het dal der illusies. Ik zong voor hen, ik zong een lied van licht. Ze waren allemaal welkom in het paleis van mijn bruid en ik stuurde mijn slang die tot een enorme draak was geworden om hen te gaan halen zodat we allen tezamen naar boven konden vliegen op zijn rug. Zelf sloot ik mijn ogen en zong alleen maar woorden van hoge liefde. Ik voelde hoe de goddelijke spiraal mij steeds hoger en hoger voerde. Maar ik wist dat de afgrond maar een seconde, een gedachte van mij afstond. Ik voelde de laatste restjes van angst, de laatste restjes der illusie die mij teug naar beneden wouden brengen. Ik besloot te zwijgen, want ik wist, dat als ik hen zou verwoorden, zij waar en sterk zouden worden en het is daarom dat ik niet meer schreef. Na een tijd, een eeuwigheid of een seconde durfde ik mijn ogen weer open te doen. Licht een immens licht maakte dat ik nog steeds niets zag. Ik draaide me om en zag een menigte van mensen en wezens achter mij. Ik kon niet onderscheiden wie zij waren omdat het licht mij van het zicht benomen had. Dus draaide ik mij weer om en keek in het licht. Langzaam aan begonnen mijn ogen te wennen aan het licht en ik zag in het midden van het licht een bol, de zon of de maan dacht ik. De bol flikkerde en het leek wel of het een oog was dat naar me knipoogde. Ik keek in het oog en het oog keek naar mij. We keken naar elkaar en wolken in alle kleuren omringden ons. Soms dan sloot ik mijn oog een beetje en dan werden de kleuren duidelijker maar ook donkerder. Daar stond ik met halfopen ogen in een donkerrode schijn. De wereld werd paarsrood, ik wist niet of ik levend was of dood. Ik ademde en probeerde tot rust te komen. De lucht smaakte naar wijn. Een heerlijke wijn die ik nog nooit geproefd had. Ik dronk met heel mijn wezen en voelde de liefde van de vader die mij vulde. Open je ogen zei hij, dat deed ik en daar was hij die leeft, zijn leven vulde mij, ik voelde me net een vrouw die bevrucht werd door zijn hemelse zaad. Nee je bent geen vrouw Soholiah je bent mijn zoon, je bent een prins, een koning en ik zal je kronen. Maar vooraleer ik je mijn kroon geef, vertel eens waarom dat je hier gekomen bent? Ik wist dat mijn vader alles wist en dacht dat deze vraag een test was. Ik twijfelde maar toen sprak hij weer en zei, twijfel niet mijn zoon antwoord op mijn vraag zonder na te denken. De waarheid denkt niet na, de waarheid is. De waarheid leeft. Dus laat haar leven en vermoord haar niet met je woorden en je denken vertel mij nu wat heb je mij te schenken. Deze woorden brachten mij nog meer in de war. Wat had ik hem te schenken? Antwoord nu! Niets vader, ik heb niets om je te geven, alleen mezelf, alleen mijn leven. Ik smeet mezelf op de grond en huilde. Een angst die ik nog nooit gevoeld had overviel mij. Ik wachtte op zijn oordeel en had bang voor de dood. Ga staan Soholiah heb geen angst zei hij met een rustige en kalme stem die mijn wezen vulde met nieuwe moed en kracht. Ga staan en spreek. Het spijt me vader, ik ben niet gekomen voor jou, ik ben gekomen voor je dochter zei ik in alle eerlijkheid. Mijn dochter is hier niet Soholiah, heb je haar dan niet horen roepen achter je? Jawel maar ik dacht dat zij illusie was en durfde niet naar haar te kijken. Ik heb mijn draak gestuurd om haar te halen. Mijn Vader lachte en zei “ och jongen geloof je nog steeds in draken, het is je draak die illusie is. Mijn dochter leeft en wacht op je” Waar is ze dan vroeg ik? Ze is het leven, ze is de aarde, een aarde die ziek is en verkracht word door haar minnaars. Ik begreep er niets meer van en keek vol verwachting naar mijn vader? Ik keek in zijn oog en zijn oog keek naar beneden. Ik keek met hem, ons oog bekeek de wereld in het meer en daar zagen we chaos, daar zagen we oorlog en bloed. In het midden van dit alles zagen we een beest, een groot en lelijk beest met duizenden gezichten. Op het beest zat een meisje, een mooi en puur meisje wat het beest behangen had met juwelen en rijkdom. We zagen haar spellen met al deze rijkdom. Ze leek gelukkig en wist niet dat ze op een beest zat. Ik had spijt dat ik mijn draak gestuurd had om de wereld te redden. Hij had van de wereld een hel gemaakt en mijn geliefde gestolen. “Welnu de tijd is gekomen, open je ogen en stop met dromen, ga nu ridder, ga haar redden, bevrijden van de draak die je haar gegeven hebt” Zei mijn vader. Ik opende nogmaals mijn ogen en zag dat ik boven op een toren stond. Ik stond hoog in de hemel en de zon recht tegenover mij scheen in mijn ogen. Onder mij zag ik wolken die op bergen en valleien leken. Ik liep rond op de toren en zocht naar een trap om af te dalen. Maar er was geen trap er was geen deur. Ik zat gevangen op het dak van de toren. Mijn hoogmoed had mij naar boven gebracht maar hoe moest ik weer naar beneden? Ik keek naar de zon die lachte en zei” Springen jongen, springen! Waarna het oog zich sloot en de zon verdween. Ik bleef helemaal alleen achter op mijn toren, die nu omringd werd door een een witte nevel. Ik durfde niet te springen, als ik sprong zou ik zeker sterven en mijn geliefde niet kunnen redden. Dus bleef ik daar staan en twijfelde of ik zou gaan of niet? De vader had gezegd dat ik naar beneden moest springen. Hem kon ik toch wel vertrouwen. “Heb vertrouwen Soholiah” zei een stem tegen mij en het leek of ik mijn ogen open deed voor de vierde keer want in de duisternis verscheen een licht, het licht van de Maan. En de Maan leek op mijn Moeder en mijn Moeder zei mij dat ik mijn Vader kon vertrouwen.” Spring Soholiah, spring” zei ook zij. Maar ik stond als vastgenageld op de toren, de angst had mij bevroren. Alles werd koud en het donker van de nacht veranderde in witte maneschijn. Mijn moeder veranderde in de dood en kwam me halen. Ik voelde hoe het leven uit me weg vloeide. Ik probeerde weg te rennen, nog liever springen dan hier te sterven in de koude maneschijn. Maar mijn lichaam wou niet bewegen. Ik zat vast en keek naar boven, naar de dood die mij kwam halen. Toen zag ik mijn geliefde, ze zag er als een engel uit en had twee kruiken. Ze vloog naar me toe en vroeg of ik me uit wilde kleden. Waarna ik al mijn kleren uitdeed en naakt voor haar ging staan. Ze vroeg me om van haar kruiken te drinken. Terwijl ik dronk vertelde ze dat de ene kruik gevuld was met kennis en de andere met liefde en dat deze twee ingrediënten mij vleugels zouden geven. Toen kreeg ik vleugels en omarmde de engel die voor me stond. Ik kuste haar teder en streelde haar haren. Ik keek in haar ogen en zag mezelf. Toen keek ik in mijn eigen ogen en zag ik haar. Ondertussen had mijn engeltje al haar kleren losgemaakt, uitgedaan en laten vallen en stonden wij beiden naakt op het dak van een hele hoge toren. Gelukkig hadden we vleugels en elkaar om het evenwicht te behouden. Ons liefdesspel duurde tot diep in de nacht en toen wij uiteindelijk samen klaarkwamen werd de hemel door vuurwerk verlicht. Soholiah werd wakker in het elfenbed van de hogepriesteres. Hij lag dicht tegen het lichaam van zijn engel en streelde haar zachtjes over haar rug en billen. Toen werd de prinses wakker en terwijl de eerste zonnestralen binnenkwamen door de ramen van het huis van de 72 Engelen kwam de Levensboom weer tot leven. De boom vond zijn weg naar het water en de engelentoren werd omringd door een zee van lucht. Het schip en de schipper speelden om beurten voor kapitein en tegen de tijd dat hun liefdespel gedaan was was het weer al bijna donker. De dagen vlogen voorbij als een schip op de wolken en de schat die in het diepste van hun innerlijk huisde vonden zij in elkaar. Weken van liefde en genot volgden elkaar op en de maanden vervlogen met de wind. Het schip legde wel 72 keer aan in de haven van een andere stad maar steeds was het zij die hem ontving. Vele woorden werden geschreven in het grote boek der engelen magie en zij maakten al hun zinnen waar door ze uit te voeren. Het grote spel liep als gepland en het schip legde aan op het eiland van de eeuwige jeugd. Het eiland had een meer en in dat meer daar lag een schip dat van een magische boom gemaakt was. De grootste tak van de boom diende als mast en helemaal vanboven in deze mast daar was een huis. In dat huis daar woonden de engelen maar soms dan kwamen zij naar beneden om op het dek theater te spelen. Zij speelden met woorden en zinnen en hielden ervan om zich te verkleden en steeds weer nieuwe avonturen te verzinnen.
|